Mathilde Heger-Leeuwarden vermoord in Minsk

Tijdens mijn korte bezoek aan Delmenhorst heb ik een aantal zaken gekopieerd die, samen met de informatie die ik al verzameld had, het volgende beeld lieten zien van de lotgevallen van Mathilde Heger, de zus van mijn overgrootmoeder, en van haar echtgenoot Nathan Heger.
Mathilde en Nathan Heger woonden met hun twee zoons Willy en Julius in Delmenhorst, waar ze lid waren van de “Jüdische Gemeinde Delmenhorst”.
Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog zou ze een kindertehuis voor wezen hebben opgericht. Hiervoor zou ze het Kruis van Verdienste hebben gekregen (een hoge militaire onderscheiding). Neefjes als oom Hans, Johann Lehmkuhl (1908-1992), logeerden hier graag. Hier heeft hij nog verscheidene Joodse gebeden geleerd. Ik ga er dus van uit dat het een Joods weeshuis was, al weet ik dat niet zeker.
Toen de jodenvervolging losbarstte, wilde zij dit kindertehuis niet achterlaten. Daarom zou zij niet gevlucht zijn. Daarbij leek het haar niet logisch dat men haar zou deporteren, omdat ze immers voor haar goede werken een Kruis van Verdienste had gekregen.
Op 4 april 1940 is zij met haar echtgenoot Nathan Heger gedeporteerd naar Bremen. Op 17 november 1941 zijn zij met een door de Gestapo georganiseerd transport vanuit Bremen naar Minsk gedeporteerd. Hieronder waren ongeveer 35 bewoners uit Delmenhorst. Van november 1941 tot oktober 1942, deporteerden de Duitsers meer dan 35.000 joden vanuit het Duitse Rijk naar Wit-Rusland (getto van Minsk). Voor de inrichting van de gaskamers was Minsk (Wit-Rusland) namelijk een belangrijke plek voor de Nazi’s om joden naartoe te sturen. Velen van hen zijn al in 1941 overleden. De “Generalkommissar” Kube rapporteerde op 31 juli 1942: “In Minsk-Stadt sind am 28. und 29. Juli 1942 rd. 10.000 Juden liquidiert worden, darunter 6.500 russische Juden, überwiegend Alte, Frauen und Kinder. Der Rest bestand aus nicht einsatzfähigen Juden, die überwiegend aus Wien, Brünn, Bremen und Berlin im November voriges Jahres nach Minsk auf Befehl des Führers geschickt worden sind.
Slechts enkelen van de 90.000 joden in Minsk hebben de oorlog overleefd. Deze informatie is gebaseerd op een lijst van slachtoffers uit Duitsland aangetroffen in: "Gedenkbuch - Opfer der Verfolgung der Juden unter der nationalsozialistischen Gewaltherrschaft in Deutschland 1933-1945", Bundesarchiv, Koblenz 1986 en op “Geschichte der Delmenhorster Juden 1695-1945” van Enno Meyer.

Mathilde+Echtgenoot Heger-1




Joodse begraafplaats in Delmenhorst

Op weg naar Bremen, kwam ik langs Delmenhorst, waar mijn overgrootmoeder geboren is. Op de bonnefooi aangebeld bij de Joodse gemeente van Delmenhorst. De Joodse gemeente aldaar bestaat sinds 10 jaar weer, maar bestaat eigenlijk alleen maar uit Russen. Ze waren zeer behulpzaam, en vertelden dat ze de Joodse begraafplaats gerestaureerd en weer in gebruik genomen hadden. Ze wilden mij van harte rondleiden om te kijken of er nog familie lag. Of ik mijn keppeltje bij mij had? Toen ik uitlegde dat ik zoiets niet had, duikelde iemand een pet voor mij op. Maakte niet uit wat, als ik maar “iets” op mijn hoofd had. Na enig zoeken zag ik plotseling de naam “Leeuwarden” opduiken. Daaromheen lagen allemaal bekenden, waaronder mijn betovergrootouders Levi Nathan Leeuwarden (1843-1904) en Rosette Polack (1846-1900). Ook zijn vader Nathan Jacob Leeuwarden (1808-1886) bleek hier te liggen, terwijl hij volgens mijn informatie overleden zou zijn in Oldenburg. Blij verrast ze hier allemaal bij elkaar aan te treffen. Mij gids bracht mij vervolgens een hand met steentjes, en legde mij uit dat volgend goed Joods gebruik, familieleden steentjes neerleggen op grafstenen, wanneer zij een graf bezoeken. Ik heb één steentje als herinnering mee naar huis genomen.

IMG_0186

Contact gemaakt met familie in Israel

In de jaren ’30 is de zus van mijn overgrootmoeder met haar man en 5 zoons naar Israel gevlucht (allen zoon Erwin ging naar Nederland en zou later met zijn gezin vermoord worden door de Nazi-horden).
Voor het eerst sinds jaaaaren is het gelukt om contact te leggen met familie in Israel. Via dhr Eichenbaum uit Wittmund (Duitsland), die een paar jaar geleden bezocht was door familie uit Israel. Het telefoonnummer dat hij had, bleek nog correct. Het bleek een oudere zuster te zijn van de dame waar ik in het verleden wel contact mee had, maar die van de aardbodem verdwenen leek. Deze zuster bleek op de zelfde verdieping in het verzorgingshuis te wonen. Via hen in contact gekomen met Dany Levy, zoon van Willy Levy. Weer een aantal bronnen van informatie aangeboord. Hoop dat ze mij nog kunnen helpen met een paar onbekende personen op de foto’s.

Opnieuw contact met Leeuwarden-tak

Onlangs heb ik oude correspondentie opnieuw doorgelezen die ik 20 jaar geleden gevoerd heb met mijn verre familielid Hilla Frenkel-Levy (dochter van Richard Levy). Nu viel mij op dat ze verwees naar een neef Willy Leeuwarden die naar Allicante (Spanje) zou zijn verhuisd. Nu heette een neef van mijn grootmoeder ook Willy Leeuwarden, maar die moet zo rond 1870-1880 geboren zijn. Ik kan hem nog niet inpassen in mijn genealogie, maar hij moest dus familie zijn.
 
Vorige week heb ik een verslag opgevraagd van ene Willy Leeuwarden van wie een getuigenis was opgenomen tijdens het Auschwitz tribunaal in Frankfurt van 1964. Ik had verwacht  dat deze getuigenis van de neef van oma zou zijn, maar het bleek om een andere Willy Leeuwarden te zijn die in 1920 geboren was.
 
Verder op zoek naar de Willy Leeuwarden liep dood. In heel Spanje bleek één Leeuwarden te wonen; Samuel Leeuwarden, maar ik kon deze telefonisch niet bereiken. In Duitsland woonden er echter wel een paar, waaronder Bremen. Mijn overgrootmoeder Leeuwarden kwam uit die omgeving. De eerste die ik belde was Motek Leeuwarden, die een zoon bleek te zijn van de Willy Leeuwarden die naar Spanje was verhuisd. Hij vertelde dat zijn vader inmiddels was overleden, maar ook dat deze in 1920 geboren was. Zijn gegevens hoop ik te zijner tijd in te kunnen passen.
 
Conclusie tot dusverre: mijn familielid Willy Leeuwarden die naar Spanje was verhuisd, bleek dezelfde te zijn als de Willy Leeuwarden die in 1920 geboren was en een getuigenis had afgelegd in het Auschwitz tribunaal in 1964.

Getuigenis Willy Leeuwarden voor Auschwitz tribunaal

Vorige week heb ik een verslag opgevraagd van Willy Leeuwarden (1920-2003) van wie een getuigenis was opgenomen tijdens het Auschwitz tribunaal in Frankfurt van 1964.

______________________
Hieronder volgt zijn getuigenis voor het Auschwitz tribunaal.
 
Zeuge Willi Leeuwarden (Sprechername)
Geboren: 4. September 1920 in Varel/D
Als Jude verfolgt, von etwa 1938 bis Anfang 1942 im KZ Sachsenhausen, dann einige Monate im KZ Neuengamme, von dort nach Auschwitz deportiert; im KZ Auschwitz vom 23. Oktober 1942 bis Sommer 1943; Arbeitskommando Kanada; Kommando Kasernenbau; Häftlingsnummer 69.735. Nach dem Sommer 1943 u.a. in das KZ Dachau transportiert.
Zur Zeit der Verhandlung: Gastwirt, BRD.
  
Zeuge der Anklage: Wilhelm Friedrich Boger
And the text written by the judge: 
Aussage des Zeugen Leeuwarden
 
Im Jahre 1937 emigrierte ich als Jude nach Holland, wurde aber von dort nach etwa einem halben Jahr wieder nach Deutschland ausgewiesen. An der Grenze wurde ich sofort der Gestapo ausgeliefert, die mich in das KZ Sachsenhausen einwies. Hier blieb ich bis Anfang 1942, kam dann für kurze Zeit in das Lager Wolfsburg, anschließend in das KZ Neuengamme. Von Neuengamme wurde ich mit einem Transport, der aus 48 Personen bestand, im Oktober 1942 nach Auschwitz verlegt. In Auschwitz kam ich zunächst in den Isolierblock - Block 10 -, später nach Block 5.
    Im Frühjahr 1943 arbeitete ich bei dem Kasernenbaukommando. In dem Häftlingskrankenbau traf ich zufällig einen früheren Kameraden wieder. Um diesen zu retten, »organisierte« ich mir eine Flasche Schnaps von einem Zivilisten. Von dem Lagerkapo wurde ich deswegen gemeldet. Der Lagerführer Aumeier bestrafte mich deswegen mit 25 Stockschlägen und mit Stehbunker. Ich mußte tagsüber arbeiten und nachts in den Stehbunker. Zu essen bekam ich in dem Stehbunker nichts. Der Bunkerkapo Jakob steckte mir allerdings heimlich etwas Brot zu. Während des Tages bekam ich auf der Arbeitsstelle warme Suppe. In den Stehbunker mußte ich jeweils abends nach dem Appell. Morgens rückte ich dann wieder mit zur Arbeit aus. Insgesamt verbrachte ich acht Tage im Stehbunker.
    Vom Stehbunker aus wurde ich zur Politischen Abteilung geführt. Dort sollte ich vernommen werden. Zunächst mußte ich vor der Baracke warten. Aus dem Innern der Baracke hörte ich Geschrei und Schläge. Plötzlich ging das Fenster auf und ein Häftling wurde aus dem Fenster herausgeschmissen. Der Häftling war in Zivil, seine Haare waren nicht geschoren. Es war ein Pole. Anschließend wurde ich von dem SS-Mann, der den Häftling aus dem Fenster geworfen hatte, hineingerufen. Ich hatte mich gerade gebückt, um dem Häftling Wasser, das ich mit meiner Mütze geholt hatte, zu geben. Ich schüttete schnell das Wasser dem Häftling über das Gesicht. In der Baracke wurde ich dann sofort von dem SS-Mann - ich erfuhr, daß es Boger war - mit Fäusten zusammengeschlagen. Boger trat mich auch. Er hat gar nichts dabei gesagt. Ich nehme an, daß er gesehen hatte, daß ich dem Häftling Wasser gegeben hatte. Zu einer Vernehmung ist es nicht gekommen. Bei dieser Gelegenheit wurde ich auch nicht auf die Schaukel gespannt. Boger gab mir nach dem Schlagen den Befehl, den Häftling wegzubringen. Boger sagte, ich solle das polnische Schwein zurück in das Lager bringen. Unterwegs ist mir der Häftling gestorben. Ich habe ihn am Tor abgelegt. Unterwegs traf ich den Lagerführer Schwarzhuber. Dieser sagte, der Häftling gehöre zu Block 3. Ich mußte ihn daher zum Block 3 bringen. Im Block 3 befanden sich damals etwa 200 bis 500 polnische Zivilisten. Diese hat man zur Politischen Abteilung gebracht und vernommen. Dort sollen viele totgeschlagen worden sein. Die Leute sollen an einem Ort einen Geheimsender gehabt haben. Es gab sehr viele Tote bei diesen Zivilisten. Das weiß ich von dem Blockältesten des Blocks 3. Das war auch allgemein im Lager bekannt. Man hat die Zivilisten vor der Politischen Abteilung stehen sehen.
    Den Namen des Häftlings, den Boger aus dem Fenster geworfen hat, weiß ich nicht. Der Häftling war, als er aus dem Fenster stürzte, bereits fast tot.
 
Auf der Rückseite sind dann deutlich wieder die Worte zu hören: »Von mir ist kein Häftling so geschlagen worden, daß er an den Folgen der Schläge gestorben wäre.«
 
Ende der Aussage des Zeugen Leeuwarden.
 
Een getuigenis van een andere gevangen: Dounia Zlata Wasserstrom was als volgt:
Ein kleiner Junge im Alter von etwa vier bis fünf Jahren sprang vom Lkw herunter. Er hatte einen Apfel in der Hand. Woher die Kinder kamen, weiß ich nicht. In der Tür stand Boger. Das Kind stand neben dem Lkw mit dem Apfel. Boger ging zu dem Kind hin, packte es an den Füßen und warf es mit dem Kopf an die Wand. Den Apfel steckte er ein … Eine Stunde später kam Boger und rief mich zum Dolmetschen. Dabei aß er den Apfel. Das Ganze habe ich mit eigenen Augen gesehen. Das Kind war tot.

Boger stierf in 1977 in gevangenis. Een genadeverzoek van de echtgenote van Boger werd gelukkig niet in behandeling genomen.

Wilhlem_Boger_RhyzMarananPix

Testament Drost van Twente gevonden in Zwolle

Een van mijn albums heb ik gewijd aan de laatste drost van Twente: Hendrik Knijpinga Cramer (1756-1815). Ik had al eens geïnformeerd naar zijn testament, maar naar ik vernomen had, zou dit verloren zijn gegaan. Jammer!
Al zoekende naar andere informatie over de drost kwam ik terecht in het archief van het „Historisch Centrum Overijssel” waar veel testamenten gearchiveerd zouden zijn. 
Ik besloot de gok te wagen en reisde na mijn werk af naar Zwolle om een gokje te wagen. Het archief met testamenten was moeilijk toegankelijk. Ik moest per notaris zoeken, die vervolgens de inschrijvingen chronologisch opgeschreven hadden, en niemand wist natuurlijk wanneer het testament ingeschreven is. Toen ik in enkele uren tijd de archieven van bijna alle notarissen had doorgewerkt, bleef er maar één notaris over, die alleen in 1811 en 1812 in Ootmarsum had gewerkt. Kleine kans en het archief ging al bijna dicht. Tot mijn grote verrassing vond ik hier toch een vermelding naar het testament. Direct aanvraag gedaan om het op te laten halen in de verwachting dat het niet aanwezig bleek te zijn). Na 10 minuten kreeg ik bericht dat mijn bestelling er was. Een enorm pak papier!! Niet alleen het testament, maar ook een arrest van het Hoog Gerechtshof en een boedelbeschrijving. Geweldig! Omdat het sluitingstijd was, kon ik er niet meer tijd aan besteden, maar ik heb gevraagd alles te kopiëren. Op weg naar huis gebeld met iemand van de historische vereniging in Ootmarsum om het goede nieuws te vertellen. 
Vanuit de historische vereniging is de afgelopen jaren veel tijd gestoken in de hertaling van de stukken, en is het de bedoeling dat er tzt een publicatie over geschreven wordt. 

Briefje Opa vanuit gevangenis Haagse Veer

Dit briefje is rond 1943 uit de SD-gevangenis „het Haagse Veer” in Rotterdam gesmokkeld, waar mijn grootvader GWK Hugenholtz (1889-1969) gevangen zat. In de periode toen hij gevangen zat zijn er verscheidene malen mensen vermoord als represailles. Het briefje is gericht aan mijn vader: JBT Hugenholtz, geb. 1932. Pas sinds ik zelf jonge kinderen heb van een jaar of 12 realiseerde ik mij wat voor een traumatische ervaring dit moet zijn geweest.

Hierbij de transcriptie:

Lieve Hans, Wat fijn, iets van je te horen. Ja, ik verlang ook naar huis, maar het kan nog wat duren. Doch geen zorg hoor! Ik maak het goed en heb vele vrienden hier! Elke dag luchten we 2x een half uur en dan spreek je veel lui. Hier zit van alles, hoog en laag. Ook de politie is hartelijk voor me en is me in alles ter wille.
Fijn dat je zoo goed zegels ruilde. Dus nog druk met R'dammers. Mr. Musch zal je dus les geven. Doe je best! Veel liefs en 1000 kussen van je Pappa.

Kleine familiereünie in Michigan USA

Tijdens een studiereis van anderhalve week door het Noord-Oosten van de VS, moest ik op een vrije zaterdag van Ann Arbor (MI) naar Chicago (IL). Ik zou vlak langs het huis van achternicht Marijke Hugenholtz-Guerin en haar echtgenoot George rijden. Een paar maanden eerder -tijdens de meivakantie- was ik ook al 2 dagen bij hun op bezoek ben geweest, maar dan met Monique en de kinderen.
Uiteindelijk hebben Anne van Leeuwen en Peter Hoffman (die in Detroit wonen) mij opgehaald, en zijn we met z’n allen naar Ceresco (Michigan) gegaan. Toevallig waren de in Groningen wonende ouders van Marijke (93 en 90 jaar oud!) ook in Michigan op vakantie.
Op de foto staan naast ondergetekende,
Martin Hugenholtz, geb. 1916 (zoon van JBT Hugenholtz, predikant en oprichter van Kerk en Vrede); zijn echtgenote; George en Marijke, Peter Hoffman en Anne van Leeuwen. Anne is een achterkleindochter van FWN Hugenholtz (1839-1900), de jongste predikant van de drie broers Hugenholtz van de Vrije Gemeente in Amsterdam, die naar Grand Rapids verhuisde.
‘s Avonds hebben George en Marijke mij op de trein (Amtrak) naar Chicago gezet, waar ik na een uurtje of drie aankwam.
DSC00960

Laatste tastbare geschiedenis gezin Erwin Levy

Vakantie brengt je op andere plaatsen. Deze zomer gingen we naar Limburg. Vorig jaar ben ik er achter gekomen dat een neef van mijn grootmoeder, Erwin Levy, in Eygelshoven (bij Kerkrade) heeft gewoond. Hij was met zijn gezin en overige familie Duitsland ontvlucht en naar Israel vertrokken. Wellicht gedreven door heimwee was hij -in tegenstelling tot zijn ouders en broers- teruggekeerd naar Europa. Hij dacht dat het in Nederland (eind jaren ’30) veilig zou zijn, en streek met zijn echtgenote en 3 zoons neer in Eygelshoven (bij Kerkrade). In juli 1942 woonden ze daar in de Laurastraat 89. Na de inval in Nederland zijn ze alsnog opgepakt en gevangen gezet in Vught. Op 8 juni 1943 werden alle kinderen jonger dan 16 jaar op transport gesteld vanuit Vught, via Westerbork, naar het vernietigingskamp Sobibor in Polen. Zij kozen er voor om allebei met hun jongste zoon Dagobert, 13 jaar oud, mee te gaan. Waarschijnlijk zijn zij direct na aankomst vermoord. Van de 3017 gedeporteerden die -net als Erwin en zijn gezin- op 11 juni in Sobibor aankwamen heeft niemand de oorlog overleefd. Hun middelste zoon is enkele maanden later naar Sobibor getransporteerd en vermoord. hun oudste zoon is tijdens de beruchte dodenmarsen van Auschwitz vlak voor het eind van de oorlog vermoord.
Hun voormalige woonhuis herbergt tegenwoordig een fietsenmaker. Dit is -voor zover mij bekend- het laatste tastbare dat aan dit gezin herinnerd. Aangrijpend!

IMG_0051

Naschrift: inmiddels is er veeleer meer bekend over het gezin van Erwin Levy (1896-1943). Om hem en zijn gezin niet te vergeten,
heb ik een pagina aangemaakt.

Schilderij Axel 1909 Huineman

Onlangs werd ik gebeld door een familielid dat ze nog wat oude spulletjes voor mij had betreffende de familie. Een week later reisde ik af naar Middelburg. Een van de dingen die ze voor mij gereserveerd had, was een werkelijk schitterend schilderij van Kornelis Jacobus Huineman (1886-1952). Hij heeft in 1909 een tafereeltje geschilderd in de achtertuin van de pastorie in Axel, waar mijn overgrootvader JBTh Hugenholtz (1859-1922) predikant was van 1891 tot zijn dood in 1922. De dame op de achtergrond is de jongere zus van mijn grootvader: Gemma Hugenholtz (1891-1960).
IMG_1774-1

Boek: “het Drostenhuis in Ootmarsum”

Leuk: een boek over een voorouder: Gisteren is dit boek officieel aangeboden, tijdens de 200 jarige herdenking van het bezoek van Lodewijk Napoleon I aan Ootmarsum. ‘s Avonds en de dag erop het boekje gelezen dat over mijn voorvader Hendrik Knypinga Cramer (1754-1815) en zijn woonhuis in het centrum van Ootmarsum gaat. Enkele passages aan Monique laten lezen. Volgens haar moet ik mijn schamen voor zo’n voorouder... Hoe dan ook: leuk dat ik van hem afstam.
Zeer interessante man, die leefde in een periode waar ik eigenlijk niet zoveel vanaf weet: de tijd van de patriotten en de Franse bezetting. Ik ga er zeker meer over lezen.

knijpinga cramer

200 jarige herdenking bezoek Koning aan Ootmarsum

Op 29 maar 2009 is de historische stoet door Ootmarsum gereconstrueerd, waarmee Koning Lodewijk Napoleon I, de eerste koning van Nederland, was omringd toen hij in 1809 de stad binnentrok. De koning en zijn gevolg werden op hun tocht door de stad begeleid door de inwoners van Ootmarsum die meeliepen of langs de kant stonden. Ook in 1909 liet men dat feit niet ongemerkt voorbij gaan en werd een feestelijke, historische optocht gehouden, waaraan vele tientallen figuranten deelnamen.

Het eerste deel van de stoet bestond uit koning Lodewijk Napoleon I en zijn gevolg. De Ootmarsumse delegatie bestond uit de Drost Knijpinga Cramer (mijn directe voorouder), de Hofmeier Anthony Voskind van Beverforde (zijn stiefbroer, vriend en later aartsvijand van de drost), de rentmeester van het huis Ootmarsum, de pastoors en dominees etc.

Na de rit per koets zette het gezelschap de tocht te voet voort door het centrum. Het programma werd afgesloten met een gemeenschappelijke liturgische viering in de grote kerk. In deze foto impressie focus ik (uiteraard) op mijn voorouder, de drost Hendrik Knijpinga Cramer (1754-1815).
DSC00731

Jodenster van mijn overgrootmoeder

Van een nicht van mijn vader kreeg ik een foto van de jodenster die mijn grootmoeder Gretchen Lehmkuhl-Leeuwarden (1977-1952) enige tijd heeft moeten dragen. Dit omdat zij 3 Joodse grootouders had. Door fraude (en het betalen van veel geld), zou het aantal Joodse grootouders teruggebracht zijn tot 2. Dit bood voldoende veiligheid. Vlak voor deportatie kon ze terugkeren vanuit het ghetto van Amsterdam naar mijn grootouders Hugenholtz in Klaaswaal (waar opa Hugenholtz predikant was).

Ster Lehmkuhl-Leeuwarden